Aan een gebaar genoeg
Samenwerken
Tekst: Daniëlle Kraft - Foto: Martijn Gijsbertsen
Tom Linszen, sinds vorige zomer planner op de afdeling Gynaecologie en Verloskunde, is sinds zijn geboorte doof. Communiceren met collega’s doet hij via email, WhatsApp en met hulp van zijn tolk Francis Roskam, die helemaal op Linszen is ingespeeld.
“In het begin waren collega’s nog wat onwennig”, laat Linszen via zijn gebarentaal weten. “Inmiddels wapperen ze naar me met hun handen, benaderen me van voren, zodat ik ze kan zien, en gebaren bijvoorbeeld ‘dankjewel’ en ‘goedemorgen’. Dat voelt heel fijn.” Als planner maakt Linszen de werkroosters voor de stafleden en artsen in opleiding van de afdeling Gynaecologie en Verloskunde. Waar andere planners af en toe de telefoon oppakken, doet Linszen zijn werk vooral via de mail.
Sprong
Linszen is doof sinds zijn geboorte. Hij werkte jarenlang voor Kentalis, een organisatie voor doven en slechthorenden. Vorig jaar zomer besloot hij een sprong in het diepe te wagen en te solliciteren bij Amsterdam UMC. “Tijdens mijn sollicitatiegesprek voelde ik eerst wat twijfel”, aldus Linszen. “’Hoe moet het dan als je snel iets door moet geven aan een collega?’, vroegen ze. ‘Of met overleggen?’ Ik heb gewoon rustig uitgelegd hoe ik werk: veel via de mail. Of door dingen op te schrijven en, als dat lukt, liplezen. En een tolk bij overleggen. Ik heb al mijn ervaring op tafel gelegd. Tot mijn verrassing werd ik uitgenodigd voor een tweede gesprek en uiteindelijk ben ik aangenomen. Dat was geweldig nieuws.”
I
Klik Linszen gebaart vlug met zijn handen, in hetzelfde kantoor waar hij in augustus nog zijn sollicitatiegesprek had. Met zijn gezichtsuitdrukkingen voegt hij extra duiding toe aan zijn gebaren. Francis Roskam, zijn vaste tolk, houdt hem nauwlettend in de gaten. Met een lichte vertraging (door het verschil in grammatica tussen beide talen) spreekt ze de woorden uit die Linszen met zijn handen gebaart. Slechts een enkele keer schudt hij zijn hoofd en past Roskam de woorden aan. Maar 99 procent van de tijd lijken de twee elkaar volledig te begrijpen.
“Ik ken Francis al vanaf mijn studie”, gebaart Linszen. “Daarvoor zat ik op een basisschool en middelbare school voor dove kinderen. Tijdens mijn studie had ik voor het eerst echt een tolk nodig. Met Francis had ik meteen een klik. Dat is heel belangrijk. Ik moet het vertrouwen hebben dat mijn tolk me goed vertaalt. In het ziekenhuis gebruiken we bijvoorbeeld veel jargon. Francis en ik hebben daar gebaren voor opgezocht. Als Francis een keer niet kan en ik heb een andere tolk, dan moet ik dat goed afstemmen.”
Nieuwe omgeving
Linszen en Roskam kennen elkaar al twintig jaar. Roskam ging zelfs drie maanden mee naar New York, waar Linszen een opleiding volgde aan de filmacademie. Ook naar Malawi, waar hij werkte aan een documentaire. En nu dus in het ziekenhuis. “Een nieuwe werkomgeving voor Tom was ook voor mij spannend”, zegt Roskam. “Ineens kwamen er allemaal termen uit de gynaecologie langs, waar we samen gebaren voor moest opzoeken. Maar ik voelde me hier vrij snel op mijn gemak.”
Linszen probeert een vaste routine in het ziekenhuis aan te houden. Hij plant afspraken zoveel mogelijk op dinsdag of vrijdag, de dagen waarop Francis goed beschikbaar is. “Vaak spreken we een kwartier van tevoren af, zodat we even door kunnen nemen waar het overleg over gaat.” “Ik zoek daarna een goed plekje op in de vergaderruimte”, legt Roskam uit. “Vaak naast de voorzitter of degene die het meest aan het woord zal zijn. Dan kan Tom mij en de spreker tegelijk zien. Het is voor hem handig om ook de mimiek van de spreker in de gaten te houden.” Linszen: “Soms kijken mensen vreemd op als ze een tolk in de vergaderzaal zien. Maar binnen een paar minuten zijn ze eraan gewend.”
‘Met Francis had ik meteen een klik.
Dat is heel belangrijk’
Thuis
Hij is inmiddels helemaal thuis op zijn nieuwe werkplek. “In het begin was het even wennen, maar ik heb het nu enorm naar mijn zin hier. Ik heb mijn hart gevolgd en daar heb ik geen spijt van.” •
Aan een gebaar genoeg
Linszen probeert een vaste routine in het ziekenhuis aan te houden. Hij plant afspraken zoveel mogelijk op dinsdag of vrijdag, de dagen waarop Francis goed beschikbaar is. “Vaak spreken we een kwartier van tevoren af, zodat we even door kunnen nemen waar het overleg over gaat.” “Ik zoek daarna een goed plekje op in de vergaderruimte”, legt Roskam uit. “Vaak naast de voorzitter of degene die het meest aan het woord zal zijn. Dan kan Tom mij en de spreker tegelijk zien. Het is voor hem handig om ook de mimiek van de spreker in de gaten te houden.” Linszen: “Soms kijken mensen vreemd op als ze een tolk in de vergaderzaal zien. Maar binnen een paar minuten zijn ze eraan gewend.”
Klik Linszen gebaart vlug met zijn handen, in hetzelfde kantoor waar hij in augustus nog zijn sollicitatiegesprek had. Met zijn gezichtsuitdrukkingen voegt hij extra duiding toe aan zijn gebaren. Francis Roskam, zijn vaste tolk, houdt hem nauwlettend in de gaten. Met een lichte vertraging (door het verschil in grammatica tussen beide talen) spreekt ze de woorden uit die Linszen met zijn handen gebaart. Slechts een enkele keer schudt hij zijn hoofd en past Roskam de woorden aan. Maar 99 procent van de tijd lijken de twee elkaar volledig te begrijpen.
“Ik ken Francis al vanaf mijn studie”, gebaart Linszen. “Daarvoor zat ik op een basisschool en middelbare school voor dove kinderen. Tijdens mijn studie had ik voor het eerst echt een tolk nodig. Met Francis had ik meteen een klik. Dat is heel belangrijk. Ik moet het vertrouwen hebben dat mijn tolk me goed vertaalt. In het ziekenhuis gebruiken we bijvoorbeeld veel jargon. Francis en ik hebben daar gebaren voor opgezocht. Als Francis een keer niet kan en ik heb een andere tolk, dan moet ik dat goed afstemmen.”
Nieuwe omgeving
Linszen en Roskam kennen elkaar al twintig jaar. Roskam ging zelfs drie maanden mee naar New York, waar Linszen een opleiding volgde aan de filmacademie. Ook naar Malawi, waar hij werkte aan een documentaire. En nu dus in het ziekenhuis. “Een nieuwe werkomgeving voor Tom was ook voor mij spannend”, zegt Roskam. “Ineens kwamen er allemaal termen uit de gynaecologie langs, waar we samen gebaren voor moest opzoeken. Maar ik voelde me hier vrij snel op mijn gemak.”
Thuis
Hij is inmiddels helemaal thuis op zijn nieuwe werkplek. “In het begin was het even wennen, maar ik heb het nu enorm naar mijn zin hier. Ik heb mijn hart gevolgd en daar heb ik geen spijt van.” •
‘Met Francis had ik meteen een klik.
Dat is heel belangrijk’
“In het begin waren collega’s nog wat onwennig”, laat Linszen via zijn gebarentaal weten. “Inmiddels wapperen ze naar me met hun handen, benaderen me van voren, zodat ik ze kan zien, en gebaren bijvoorbeeld ‘dankjewel’ en ‘goedemorgen’. Dat voelt heel fijn.” Als planner maakt Linszen de werkroosters voor de stafleden en artsen in opleiding van de afdeling Gynaecologie en Verloskunde. Waar andere planners af en toe de telefoon oppakken, doet Linszen zijn werk vooral via de mail.
Sprong
Linszen is doof sinds zijn geboorte. Hij werkte jarenlang voor Kentalis, een organisatie voor doven en slechthorenden. Vorig jaar zomer besloot hij een sprong in het diepe te wagen en te solliciteren bij Amsterdam UMC. “Tijdens mijn sollicitatiegesprek voelde ik eerst wat twijfel”, aldus Linszen. “’Hoe moet het dan als je snel iets door moet geven aan een collega?’, vroegen ze. ‘Of met overleggen?’ Ik heb gewoon rustig uitgelegd hoe ik werk: veel via de mail. Of door dingen op te schrijven en, als dat lukt, liplezen. En een tolk bij overleggen. Ik heb al mijn ervaring op tafel gelegd. Tot mijn verrassing werd ik uitgenodigd voor een tweede gesprek en uiteindelijk ben ik aangenomen. Dat was geweldig nieuws.”
Tom Linszen, sinds vorige zomer planner op de afdeling Gynaecologie en Verloskunde, is sinds zijn geboorte doof. Communiceren met collega’s doet hij via email, WhatsApp en met hulp van zijn tolk Francis Roskam, die helemaal op Linszen is ingespeeld.
Tekst: Daniëlle Kraft - Foto: Martijn Gijsbertsen
Samenwerken