Wie mag geneeskunde studeren?
onderwijs
Tekst: Jasper Enklaar - Illustratie: Gemma Pauwels - Foto: Martijn Gijsbertsen
Sinds jaar en dag worden scholieren geselecteerd voor de studie geneeskunde. Net zo lang woedt er discussie over de optimale selectiemethode. De UvA en VU maken daarin eigen keuzes. “Laten we dat vooral zo houden.”
“Een CV opbouwen? Een serieuze motivatiebrief schrijven? Dat was allemaal nieuw voor mij.” Fariba Amiri, tweedejaars op de faculteit der Geneeskunde VU, heeft de hobbel van de selectie voor de studie genomen, maar dat was zeker niet vanzelfsprekend. “Ik kom niet uit een familie die gestudeerd heeft of die ervaring heeft met selecties. Ik moest het allemaal zelf uitzoeken.” Nu is ze student-ambassadeur en begeleidt en adviseert ze aankomende studenten. “Ik heb ook met vragen gezeten. Ik weet hoe het voelt voor mensen met soortgelijke achtergrond - eerste generatie studenten – die niet makkelijk iemand in hun netwerk om advies kunnen vragen.”
Verschillende methodes
De VU werkt met student-ambassadeurs, de UvA overweegt dat te gaan doen. Allemaal om de studentenpopulatie een goede, diverse afspiegeling van de maatschappij te laten zijn. Want dat is het probleem met selecteren voor de studie geneeskunde: hoe voorkom je dat de methode van selecteren leidt tot een over- of ondervertegenwoordiging van bepaalde groepen? De geneeskundefaculteiten van UvA en VU hanteren elk een andere selectiemethode. “Ik denk dat het heel belangrijk is dat het onderscheid blijft”, zegt Roelof-Jan Oostra, voorzitter van de selectiecommissie van de UvA. “Het zijn universiteiten met een verschillende signatuur. De wetgeving biedt de ruimte voor iedere universiteit om zijn eigen procedure te ontwikkelen. Laten we dat vooral zo houden.” Zijn evenknie aan VU-zijde, Benjamin Janse, vult aan: “Binnen Amsterdam UMC hebben we afgesproken dat de faculteiten apart blijven, met een eigen profiel. Dan hebben studenten ook iets te kiezen. Daaruit vloeit voort dat we een verschillend type selectie hanteren.”
E
Motivatie testen
De UvA hanteert twee toetsen: een kennistoets en een studievaardighedentoets. “Met de studievaardighedentoets hopen wij kandidaten te selecteren die in staat zijn om zichzelf in korte tijd een zekere hoeveelheid kennis eigen te maken”, licht Oostra toe. “Belangrijker is dat we daarmee ook de motivatie testen. De meeste kandidaten zitten in het eindexamenjaar en zijn druk bezig met voorbereiden van het schoolexamen. Ze moeten dus in beperkte tijd ook nog ruimte vinden om die toets van ons voor te bereiden. Als je die moeite aan de dag legt, is dat een belangrijke graadmeter voor de motivatie.”
De VU kijkt behalve naar cijferlijsten ook naar de mate waarin kandidaten maatschappelijke betrokkenheid, nieuwsgierigheid en een open blik naar de samenleving tonen. “Die maatschappelijke betrokkenheid is een belangrijk onderdeel van het profiel van de VU-geneeskundeopleiding”, zegt Benjamin Janse. “Wij geven veel ruimte aan mensen om te laten zien dat zij iets hebben gedaan waaruit die betrokkenheid blijkt. Dat vinden wij minstens zo belangrijk als die cijfers.”
Kansenongelijkheid
Zowel voor de ene als voor de andere methode valt wel iets te zeggen. Anouk Wouters doet vanuit het Instituut voor onderwijs en opleiden onderzoek naar selectiemethoden. “Het blijkt dat volledig loten leidt tot minder kansenongelijkheid bij de toelating tot de geneeskundeopleiding. Maar je krijgt er niet een representatieve artsenpopulatie mee. Met loting zou je dus nog steeds een mismatch hebben tussen de studentenpopulatie en hoe de maatschappij eruitziet.” En dat is een probleem, legt Wouters uit. “We weten steeds beter wat de meerwaarde is van diversiteit in de opleiding en diversiteit in de zorg. Een afspiegeling van de maatschappij onder studenten en zorgprofessionals, daar wordt de zorg beter van. Het is dus belangrijk om die diversiteit te hebben, meer dan er op dit moment is.”
‘Een CV door pappa en mamma bij elkaar geharkt’
Maatschappelijk netwerk
Met dat in het achterhoofd is een opvallende conclusie uit onderzoek dat het CV-criterium – waar de VU gebruik van maakt - juist lastig kan uitpakken, omdat het veel te maken heeft met je maatschappelijke netwerk. Daarom is Oostra geen voorstander van het meewegen van CV’s. “Daar zijn we erg op tegen. Ten eerste heeft een achttienjarige geen CV. Alles wat daarop staat is ofwel verzonnen ofwel door papa en mama bij elkaar geharkt. Vooral voor kandidaten uit gegoede milieus, die toevallig familieleden hebben of vrienden van ouders die in een ziekenhuis werken, is het mogelijk een dagje stage te lopen en dat op je CV te zetten. Daar houden we ons verre van.”
Janse is zich bewust van die kritiek. Activiteiten tellen mee, maar worden kritisch bekeken. Zo telden mee-loopstages tot voor kort wel mee, maar nu niet meer. “We kwamen erachter dat het makkelijk is om deze stages te regelen als je het sociale kapitaal hebt om dat te regelen. Maar niet iedereen heeft zo gemakkelijk toegang tot die meeloopstages. Dus dat belonen we niet meer.” De VU maakt het zichzelf moeilijk door de aanmelding breed op te zetten, zegt Janse. “Maar we doen dit juist om iedereen een gelijke kans te geven het beste van zichzelf te laten zien, naast cijfers en kennistoetsen. Want die zijn voor een deel gerelateerd aan sociaaleconomische status. Vooral kennistoetsen zijn notoir trainbaar en bieden dus meer kans voor vermogende kandidaten. Door onze brede aanpak kunnen kandidaten met een zes gemiddeld bij ons ook gewoon geneeskunde studeren.”
Wat vinden we belangrijk: kansengelijkheid of excellentie?
Maatschappelijk betrokken
De keuze voor de ene of de andere benadering hangt af van je uitgangspunt. Selecteer je voor het latere beroep, kijk je vooral naar rendement van je opleiding? “Wij bewegen als faculteit toe naar geneeskunde buiten de muren van het ziekenhuis”, vertelt Janse. “Dat is ons profiel: sociale geneeskunde, ouderengeneeskunde, huisartsgeneeskunde, met je poten in de modder, en maatschappelijk betrokken dokters. Dat betekent voor je selectie dat je niet alleen maar een biomedische toets afneemt. Dan mis je een hele hoop andere geschikte artsen volgens het profiel van onze faculteit. Want de dokter van de toekomst is niet per se de slimste.”
“Er is geen oplossing die iedereen tevredenstelt”, denkt Anouk Wouters. “Het heeft vooral te maken met wat we in de maatschappij belangrijk vinden: kansengelijkheid of excellentie? De keuze hoe je de toelating inricht is altijd een politieke keuze en een reflectie van het discours in de maatschappij. Wat wel steeds duidelijker wordt is dat diversiteit en representativiteit een belangrijk doel zou moeten zijn om de zorg te verbeteren.”
Eyeopener
Amiri is inmiddels als ambassadeur op verschillende scholen geweest. “We gaan naar scholen waarvan we denken er leerlingen zitten die eerstegeneratie-student gaan worden. We vertellen over onze ervaring, hoe wij het hebben gedaan. Ik denk dat het ambassadeurschap heel veel mensen gaat helpen. Voor mij zou het in de schoolbanken een echte eyeopener zijn geweest.” •
Wie mag geneeskunde studeren?
onderwijs
Wat vinden we belangrijk: kansengelijkheid of excellentie?
Janse is zich bewust van die kritiek. Activiteiten tellen mee, maar worden kritisch bekeken. Zo telden mee-loopstages tot voor kort wel mee, maar nu niet meer. “We kwamen erachter dat het makkelijk is om deze stages te regelen als je het sociale kapitaal hebt om dat te regelen. Maar niet iedereen heeft zo gemakkelijk toegang tot die meeloopstages. Dus dat belonen we niet meer.” De VU maakt het zichzelf moeilijk door de aanmelding breed op te zetten, zegt Janse. “Maar we doen dit juist om iedereen een gelijke kans te geven het beste van zichzelf te laten zien, naast cijfers en kennistoetsen. Want die zijn voor een deel gerelateerd aan sociaaleconomische status. Vooral kennistoetsen zijn notoir trainbaar en bieden dus meer kans voor vermogende kandidaten. Door onze brede aanpak kunnen kandidaten met een zes gemiddeld bij ons ook gewoon geneeskunde studeren.”
Maatschappelijk betrokken
De keuze voor de ene of de andere benadering hangt af van je uitgangspunt. Selecteer je voor het latere beroep, kijk je vooral naar rendement van je opleiding? “Wij bewegen als faculteit toe naar geneeskunde buiten de muren van het ziekenhuis”, vertelt Janse. “Dat is ons profiel: sociale geneeskunde, ouderengeneeskunde, huisartsgeneeskunde, met je poten in de modder, en maatschappelijk betrokken dokters. Dat betekent voor je selectie dat je niet alleen maar een biomedische toets afneemt. Dan mis je een hele hoop andere geschikte artsen volgens het profiel van onze faculteit. Want de dokter van de toekomst is niet per se de slimste.”
“Er is geen oplossing die iedereen tevredenstelt”, denkt Anouk Wouters. “Het heeft vooral te maken met wat we in de maatschappij belangrijk vinden: kansengelijkheid of excellentie? De keuze hoe je de toelating inricht is altijd een politieke keuze en een reflectie van het discours in de maatschappij. Wat wel steeds duidelijker wordt is dat diversiteit en representativiteit een belangrijk doel zou moeten zijn om de zorg te verbeteren.”
Eyeopener
Amiri is inmiddels als ambassadeur op verschillende scholen geweest. “We gaan naar scholen waarvan we denken er leerlingen zitten die eerstegeneratie-student gaan worden. We vertellen over onze ervaring, hoe wij het hebben gedaan. Ik denk dat het ambassadeurschap heel veel mensen gaat helpen. Voor mij zou het in de schoolbanken een echte eyeopener zijn geweest.” •
Maatschappelijk netwerk
Met dat in het achterhoofd is een opvallende conclusie uit onderzoek dat het CV-criterium – waar de VU gebruik van maakt - juist lastig kan uitpakken, omdat het veel te maken heeft met je maatschappelijke netwerk. Daarom is Oostra geen voorstander van het meewegen van CV’s. “Daar zijn we erg op tegen. Ten eerste heeft een achttienjarige geen CV. Alles wat daarop staat is ofwel verzonnen ofwel door papa en mama bij elkaar geharkt. Vooral voor kandidaten uit gegoede milieus, die toevallig familieleden hebben of vrienden van ouders die in een ziekenhuis werken, is het mogelijk een dagje stage te lopen en dat op je CV te zetten. Daar houden we ons verre van.”
‘Een CV door pappa en mamma bij elkaar geharkt’
Motivatie testen
De UvA hanteert twee toetsen: een kennistoets en een studievaardighedentoets. “Met de studievaardighedentoets hopen wij kandidaten te selecteren die in staat zijn om zichzelf in korte tijd een zekere hoeveelheid kennis eigen te maken”, licht Oostra toe. “Belangrijker is dat we daarmee ook de motivatie testen. De meeste kandidaten zitten in het eindexamenjaar en zijn druk bezig met voorbereiden van het schoolexamen. Ze moeten dus in beperkte tijd ook nog ruimte vinden om die toets van ons voor te bereiden. Als je die moeite aan de dag legt, is dat een belangrijke graadmeter voor de motivatie.”
De VU kijkt behalve naar cijferlijsten ook naar de mate waarin kandidaten maatschappelijke betrokkenheid, nieuwsgierigheid en een open blik naar de samenleving tonen. “Die maatschappelijke betrokkenheid is een belangrijk onderdeel van het profiel van de VU-geneeskundeopleiding”, zegt Benjamin Janse. “Wij geven veel ruimte aan mensen om te laten zien dat zij iets hebben gedaan waaruit die betrokkenheid blijkt. Dat vinden wij minstens zo belangrijk als die cijfers.”
Kansenongelijkheid
Zowel voor de ene als voor de andere methode valt wel iets te zeggen. Anouk Wouters doet vanuit het Instituut voor onderwijs en opleiden onderzoek naar selectiemethoden. “Het blijkt dat volledig loten leidt tot minder kansenongelijkheid bij de toelating tot de geneeskundeopleiding. Maar je krijgt er niet een representatieve artsenpopulatie mee. Met loting zou je dus nog steeds een mismatch hebben tussen de studentenpopulatie en hoe de maatschappij eruitziet.” En dat is een probleem, legt Wouters uit. “We weten steeds beter wat de meerwaarde is van diversiteit in de opleiding en diversiteit in de zorg. Een afspiegeling van de maatschappij onder studenten en zorgprofessionals, daar wordt de zorg beter van. Het is dus belangrijk om die diversiteit te hebben, meer dan er op dit moment is.”
“Een CV opbouwen? Een serieuze motivatiebrief schrijven? Dat was allemaal nieuw voor mij.” Fariba Amiri, tweedejaars op de faculteit der Geneeskunde VU, heeft de hobbel van de selectie voor de studie genomen, maar dat was zeker niet vanzelfsprekend. “Ik kom niet uit een familie die gestudeerd heeft of die ervaring heeft met selecties. Ik moest het allemaal zelf uitzoeken.” Nu is ze student-ambassadeur en begeleidt en adviseert ze aankomende studenten. “Ik heb ook met vragen gezeten. Ik weet hoe het voelt voor mensen met soortgelijke achtergrond - eerste generatie studenten – die niet makkelijk iemand in hun netwerk om advies kunnen vragen.”
Verschillende methodes
De VU werkt met student-ambassadeurs, de UvA overweegt dat te gaan doen. Allemaal om de studentenpopulatie een goede, diverse afspiegeling van de maatschappij te laten zijn. Want dat is het probleem met selecteren voor de studie geneeskunde: hoe voorkom je dat de methode van selecteren leidt tot een over- of ondervertegenwoordiging van bepaalde groepen? De geneeskundefaculteiten van UvA en VU hanteren elk een andere selectiemethode. “Ik denk dat het heel belangrijk is dat het onderscheid blijft”, zegt Roelof-Jan Oostra, voorzitter van de selectiecommissie van de UvA. “Het zijn universiteiten met een verschillende signatuur. De wetgeving biedt de ruimte voor iedere universiteit om zijn eigen procedure te ontwikkelen. Laten we dat vooral zo houden.” Zijn evenknie aan VU-zijde, Benjamin Janse, vult aan: “Binnen Amsterdam UMC hebben we afgesproken dat de faculteiten apart blijven, met een eigen profiel. Dan hebben studenten ook iets te kiezen. Daaruit vloeit voort dat we een verschillend type selectie hanteren.”
Sinds jaar en dag worden scholieren geselecteerd voor de studie geneeskunde. Net zo lang woedt er discussie over de optimale selectiemethode. De UvA en VU maken daarin eigen keuzes. “Laten we dat vooral zo houden.”
Tekst: Jasper Enklaar - Illustratie: Gemma Pauwels - Foto: Martijn Gijsbertsen