Duurzaamheid

Van verpleegkundige

tot promovendus

Tekst: Jeroen Kleijne - Foto’s: Martijn Gijsbertsen

Zorg, onderwijs en onderzoek: Jettie Vreugdenhil werkte vol vuur binnen de drie klassieke pijlers van het academisch ziekenhuis. Op 7 juni promoveerde de onderwijskundig adviseur op ‘klinisch redeneren’, ze begon ooit als verpleegkundige bij Neurologie. Haar motto: ‘Samen kom je verder.”

“Na het HBO-V kwam ik in 1985 als uitzendkracht bij VUmc terecht”, vertelt Vreugdenhil. “Je kunt het je nu niet voorstellen, maar in die tijd was er haast geen werk in de zorg. Mijn hart lag eigenlijk bij de psychiatrie, de kans op een baan was daar zo mogelijk nog minder. Dus toen werd het Neurologie, waar ik uiteindelijk hoofdverpleegkundige werd.”

Gekkigheid

Neurologie bleek voor de beginnend verpleegkundige een goede keus te zijn. “De afdeling was net overgekomen uit de psychiatrische Valeriuskliniek, dus er was veel ‘gekkigheid’. Patiënten die in hun eigen wereld leefden, die andere woorden gebruikten dan jij en ik of zelfs helemaal niet konden praten. Veel patiënten maakten je nieuwsgierig. Wat is er aan de hand en wat kan ik voor ze betekenen? Patiënten hadden toen nog een langere ligduur, dus je deed ook spelletjes of krulde hun haren. Je bouwde echt een band op met ze.”

Jettie wist eigenlijk al van jongs af aan dat het werk in de zorg bij haar paste. “Mijn moeder was verpleegster, zoals dat toen nog genoemd werd, en die sprak altijd vol liefde over haar vak. En ik ben ook nog de oudste van vier meisjes. Mijn ouders vonden het leuk om baby’s tijdelijk op te vangen, dus ik heb mijn hele jeugd flesjes gegeven en luiers verschoond. Na het VWO heb ik voor verpleegkunde gekozen en niet voor psychologie, omdat ik graag dicht bij de patiënt wilde staan.”

N

‘Ik zag de studenten groeien’

‘Ik krulde de haren
van patiënten’

Slim en gedreven

Voor Jettie was het logisch na zorg en onderwijs ook nog de derde pijler van een academisch ziekenhuis te beproeven: onderzoek. “Voor mijn master had ik al een wetenschappelijke publicatie over klinisch redeneren op mijn naam staan. De directeur van de Amstel Academie, Wim Polderman, vroeg of ik hier niet mee verder wilde als promovendus. Zo kwam ik uit bij de groep die onderzoek doet naar onderwijs. Het mooie is dat je meteen in aanraking komt met hele andere mensen, zoals jonge PhD-studenten die vaak ontzettend slim en gedreven zijn. Ik vind de manier van feedback geven heel prettig.”

Na vijfenhalf jaar onderzoek – twee dagen per week – is ze op 7 juni gepromoveerd op het onderwerp ‘klinisch redeneren’. “Ik ben zeker trots, en ook blij met de kans die Amsterdam UMC mij geboden heeft. De promotie was een prachtig podium om de verpleegkunde voor het voetlicht te brengen. Op het HBO-V ben ik al afgestudeerd op de rol van intuïtie in het verpleegkundig proces. In het hoofd van een verpleegkundige gebeurt iets als die de kamer van een patiënt binnenloopt en vervolgens keuzes maakt in de behandeling – ongeacht het stappenplan dat je op school aangeleerd krijgt. Een arts zou misschien een diagnose kunnen stellen op basis van een geschreven verhaal, een verpleegkundige moet met de patiënt praten, ook om erachter te komen wat die zelf wil. Zo zijn er meerdere verschillen tussen verpleegkundige en arts, het is niet zo dat de één zorgt en de ander geneest.”

‘Samen kom je verder’

Haar honger naar kennis is met dit onderzoek nog niet gestild. “Ik wil graag verder gaan in de ontwikkeling van onderwijs of begeleiding. Kunnen we studenten bijvoorbeeld verder helpen door een patiënt elke dag na te bespreken? In je eentje kom je niet verder, je hebt soms iemand nodig die je tegenspreekt of de goede vragen stelt. Of het nu gaat om zorg, onderwijs of onderzoek: mijn grootste passie is toch om er samen voor te zorgen dat het elke dag een beetje beter gaat. Juist door overal in de keuken te kijken, heb ik gezien hoezeer die drie pilaren onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. We hebben elkaar nodig om verder te komen.”

Casus bespreken

Zelf lesgeven heeft ze altijd erg leuk gevonden. “Het is een creatief vak. Je moet van tevoren bedenken wat je wilt vertellen en hoe je dat het beste kunt overbrengen. En ik houd natuurlijk van het vak verpleegkunde. Op Interne Geneeskunde riep ik twee keer per week de studenten bij elkaar om een casus te bespreken. Klinisch redeneren dus. ‘Nu weten we wat we moeten doen’, zeiden ze dan na zo’n les, en vaak pasten ze meteen het verpleegplan aan. Je zag ze gewoon groeien, mede door de interactie met mij en elkaar.”

Tussendoor deed Jettie trouwens nog even een studie Klinische Epidemiologie. “Ik geef altijd mijn man de schuld, haha. Hij ging in de gemeenteraad en moest ’s avonds veel vergaderen. Mijn kinderen deden het goed op school en hadden dus niet veel begeleiding nodig. Op zondag zaten we vaak samen aan ons huiswerk. En ik heb het altijd leuk gevonden om dingen te leren. Zo heb ik uiteindelijk alsnog een diploma gehaald in het wetenschappelijk onderwijs.”

Mensen coachen

Toch maakte ze in 2001 de overstap naar het onderwijs. Een hele bewuste keuze. “Leidinggeven op zo’n afdeling is leuk, maar je moet ook rare dingen doen. Verantwoorden hoeveel katheters je gebruikt, om maar wat te noemen. En Neurologie is vanwege de fysieke belasting nooit een geliefde afdeling geweest, dus ik voerde veel sollicitatie- en exitgesprekken. Ik was te veel met de dagelijkse beslommeringen bezig, terwijl ik graag vooruitkijk. Ik wil verbeteren in plaats van behouden.”

Als praktijkopleider kreeg ze de kans om mensen te coachen en de kwaliteit van de zorg op een hoger plan te brengen. “Het mooie was dat de afdeling Praktijkopleiding net werd opgezet, dus daar kon ik aan bijdragen. De afdeling organiseert stages, werkbegeleiding en de scholing van werkbegeleiders. We zijn daarnaast medeverantwoordelijk voor het leerklimaat en dat studenten de juiste dingen leren, liefst op de juiste manier. Heel breed dus.”

Jettie leerde in haar nieuwe functie het ziekenhuis steeds beter kennen. “Ik kwam op allerlei verschillende afdelingen. Omdat je als neutraal persoon binnenkomt, word je soms betrokken bij dingen die er spelen op zo’n afdeling. Dat was fijn en interessant. Bij de fusie met GGZ inGeest werden de teams samengevoegd en dat was een mooi proces om bij betrokken te zijn. En ondertussen deed ik ook nog de docentenopleiding.”

DNA  •  medewerkersblad van Amsterdam UMC 

Van verpleegkundige

tot promovendus

Duurzaamheid

Mensen coachen

Toch maakte ze in 2001 de overstap naar het onderwijs. Een hele bewuste keuze. “Leidinggeven op zo’n afdeling is leuk, maar je moet ook rare dingen doen. Verantwoorden hoeveel katheters je gebruikt, om maar wat te noemen. En Neurologie is vanwege de fysieke belasting nooit een geliefde afdeling geweest, dus ik voerde veel sollicitatie- en exitgesprekken. Ik was te veel met de dagelijkse beslommeringen bezig, terwijl ik graag vooruitkijk. Ik wil verbeteren in plaats van behouden.”

Als praktijkopleider kreeg ze de kans om mensen te coachen en de kwaliteit van de zorg op een hoger plan te brengen. “Het mooie was dat de afdeling Praktijkopleiding net werd opgezet, dus daar kon ik aan bijdragen. De afdeling organiseert stages, werkbegeleiding en de scholing van werkbegeleiders. We zijn daarnaast medeverantwoordelijk voor het leerklimaat en dat studenten de juiste dingen leren, liefst op de juiste manier. Heel breed dus.”

Jettie leerde in haar nieuwe functie het ziekenhuis steeds beter kennen. “Ik kwam op allerlei verschillende afdelingen. Omdat je als neutraal persoon binnenkomt, word je soms betrokken bij dingen die er spelen op zo’n afdeling. Dat was fijn en interessant. Bij de fusie met GGZ inGeest werden de teams samengevoegd en dat was een mooi proces om bij betrokken te zijn. En ondertussen deed ik ook nog de docentenopleiding.”

Slim en gedreven

Voor Jettie was het logisch na zorg en onderwijs ook nog de derde pijler van een academisch ziekenhuis te beproeven: onderzoek. “Voor mijn master had ik al een wetenschappelijke publicatie over klinisch redeneren op mijn naam staan. De directeur van de Amstel Academie, Wim Polderman, vroeg of ik hier niet mee verder wilde als promovendus. Zo kwam ik uit bij de groep die onderzoek doet naar onderwijs. Het mooie is dat je meteen in aanraking komt met hele andere mensen, zoals jonge PhD-studenten die vaak ontzettend slim en gedreven zijn. Ik vind de manier van feedback geven heel prettig.”

Na vijfenhalf jaar onderzoek – twee dagen per week – is ze op 7 juni gepromoveerd op het onderwerp ‘klinisch redeneren’. “Ik ben zeker trots, en ook blij met de kans die Amsterdam UMC mij geboden heeft. De promotie was een prachtig podium om de verpleegkunde voor het voetlicht te brengen. Op het HBO-V ben ik al afgestudeerd op de rol van intuïtie in het verpleegkundig proces. In het hoofd van een verpleegkundige gebeurt iets als die de kamer van een patiënt binnenloopt en vervolgens keuzes maakt in de behandeling – ongeacht het stappenplan dat je op school aangeleerd krijgt. Een arts zou misschien een diagnose kunnen stellen op basis van een geschreven verhaal, een verpleegkundige moet met de patiënt praten, ook om erachter te komen wat die zelf wil. Zo zijn er meerdere verschillen tussen verpleegkundige en arts, het is niet zo dat de één zorgt en de ander geneest.”

‘Samen kom je verder’

Haar honger naar kennis is met dit onderzoek nog niet gestild. “Ik wil graag verder gaan in de ontwikkeling van onderwijs of begeleiding. Kunnen we studenten bijvoorbeeld verder helpen door een patiënt elke dag na te bespreken? In je eentje kom je niet verder, je hebt soms iemand nodig die je tegenspreekt of de goede vragen stelt. Of het nu gaat om zorg, onderwijs of onderzoek: mijn grootste passie is toch om er samen voor te zorgen dat het elke dag een beetje beter gaat. Juist door overal in de keuken te kijken, heb ik gezien hoezeer die drie pilaren onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. We hebben elkaar nodig om verder te komen.”

Casus bespreken

Zelf lesgeven heeft ze altijd erg leuk gevonden. “Het is een creatief vak. Je moet van tevoren bedenken wat je wilt vertellen en hoe je dat het beste kunt overbrengen. En ik houd natuurlijk van het vak verpleegkunde. Op Interne Geneeskunde riep ik twee keer per week de studenten bij elkaar om een casus te bespreken. Klinisch redeneren dus. ‘Nu weten we wat we moeten doen’, zeiden ze dan na zo’n les, en vaak pasten ze meteen het verpleegplan aan. Je zag ze gewoon groeien, mede door de interactie met mij en elkaar.”

Tussendoor deed Jettie trouwens nog even een studie Klinische Epidemiologie. “Ik geef altijd mijn man de schuld, haha. Hij ging in de gemeenteraad en moest ’s avonds veel vergaderen. Mijn kinderen deden het goed op school en hadden dus niet veel begeleiding nodig. Op zondag zaten we vaak samen aan ons huiswerk. En ik heb het altijd leuk gevonden om dingen te leren. Zo heb ik uiteindelijk alsnog een diploma gehaald in het wetenschappelijk onderwijs.”

‘Ik zag de studenten groeien’

Tekst: Jeroen Kleijne - Foto’s: Martijn Gijsbertsen

Zorg, onderwijs en onderzoek: Jettie Vreugdenhil werkte vol vuur binnen de drie klassieke pijlers van het academisch ziekenhuis. Op 7 juni promoveerde de onderwijskundig adviseur op ‘klinisch redeneren’, ze begon ooit als verpleegkundige bij Neurologie. Haar motto: ‘Samen kom je verder.”

“Na het HBO-V kwam ik in 1985 als uitzendkracht bij VUmc terecht”, vertelt Vreugdenhil. “Je kunt het je nu niet voorstellen, maar in die tijd was er haast geen werk in de zorg. Mijn hart lag eigenlijk bij de psychiatrie, de kans op een baan was daar zo mogelijk nog minder. Dus toen werd het Neurologie, waar ik uiteindelijk hoofdverpleegkundige werd.”

Gekkigheid

Neurologie bleek voor de beginnend verpleegkundige een goede keus te zijn. “De afdeling was net overgekomen uit de psychiatrische Valeriuskliniek, dus er was veel ‘gekkigheid’. Patiënten die in hun eigen wereld leefden, die andere woorden gebruikten dan jij en ik of zelfs helemaal niet konden praten. Veel patiënten maakten je nieuwsgierig. Wat is er aan de hand en wat kan ik voor ze betekenen? Patiënten hadden toen nog een langere ligduur, dus je deed ook spelletjes of krulde hun haren. Je bouwde echt een band op met ze.”

Jettie wist eigenlijk al van jongs af aan dat het werk in de zorg bij haar paste. “Mijn moeder was verpleegster, zoals dat toen nog genoemd werd, en die sprak altijd vol liefde over haar vak. En ik ben ook nog de oudste van vier meisjes. Mijn ouders vonden het leuk om baby’s tijdelijk op te vangen, dus ik heb mijn hele jeugd flesjes gegeven en luiers verschoond. Na het VWO heb ik voor verpleegkunde gekozen en niet voor psychologie, omdat ik graag dicht bij de patiënt wilde staan.”

N

‘Ik krulde de haren
van patiënten’

DNA  •  medewerkersblad van Amsterdam UMC 

DNA magazine online

DNA is het medewerkersblad van Amsterdam UMC. Het verschijnt 6 keer per jaar, zowel op papier als online. DNA brengt de achtergronden en persoonlijke verhalen bij de actuele ontwikkelingen in en rondom het ziekenhuis.
Volledig scherm